Ontdekkingen.
Een nieuw thuis maken...Dat was het plan.
Voor mij was het, sinds Kiko er was, altijd prioriteit geweest om routines vast te houden of nieuwe te maken. En dus stonden we, als altijd, voordat we gingen ontbijten klaar voor een wandeling. Een klein stukje over de weg en dan rechtsaf naar beneden om daar onder de brug door te lopen. Zo veel nieuwe luchtjes...
Dit was onze nieuwe plek, dit was ons nieuwe ochtendloopje. Na de brug langs de rivier en de bamboestruiken tot aan het eucalyptusbos en dan bovenlangs weer terug.
Het grote ontdekken begon die ochtend.
We ontdekten dat Kiko en Anna hier, tijdens de wandelingen langs de rivier, gewoon los konden. Geen auto's, weinig andere honden (maar genoeg ruimte om op afstand te passeren) en zo nu en dan kwamen we een kudde geiten tegen met een herder en zijn honden. Dat ging allemaal prima, wisten wij veel...
We ontdekten dat je hier altijd botten kon vinden, er lagen een heleboel geiten skeletten.
We ontdekten dat je hier in oktober nog prima in je t-shirt kan wandelen.
Wandelen met reactieve honden is niet dat blije niks-aan-de-hand-we-zien-wel-wat-er-op-ons-pad-komt wat ik bij anderen altijd zie. Kiko en Anna worden behalve heel blij ook heel onzeker van zo veel nieuwigheid. Dus ook wandelingen moeten snel routine worden en de nieuwigheid moet zo veel mogelijk worden opgebouwd.
Dus we liepen elke ochtend datzelfde rondje. We begonnen elke middagwandeling ook hetzelfde; tot aan het eucalyptusbos aan de riemen en dan vanaf daar los. In het begin liepen we gewoon heen en terug hetzelfde stuk langs de rivier, riempjes weer vast vanaf dat eucalyptusbos. Een uurtje rennen en snuffelen was genoeg.
Na een week of twee gingen we voorzichtig aan wat verder, andere routes en tussendoor ook af en toe aan de lange lijnen. Uiteindelijk konden we uren onderweg zijn en waren we alle drie doodmoe tegen het einde van de middag.
We leefden de droom, met z'n drietjes op avontuur, botten vinden, hagedisjes vangen, stenen zoeken en af en toe zat ik aan het water terwijl Kiko en Anna voorzichtig leerden om in het water te spelen, maar hooguit tot hun enkels (ze hebben allebei zo'n hekel aan water...).
Het vervelende is dat je uit dromen uiteindelijk altijd wakker wordt.
Zoals wel vaker, kwamen we een kudde geiten tegen. Helaas dit keer op een wat smal stuk, we konden geen kant op. Het was alsof er een rivier van geiten op ons af kwam en Kiko kwam van schrik meteen naast me zitten. Ik riep Anna, ze was vlakbij maar net voordat ik haar tuigje kon grijpen werd ze meegesleurd door de stroom geiten. Ze hopste ook gewoon mee, snuffelend aan al die beestjes om zich heen, zich van geen kwaad bewust. Tot de oude geitenhoeder haar in het oog kreeg. Hij stuurde zijn honden er op af en binnen een paar seconden werd Anna aangevallen door de vijf herdershonden. Door de hoeveelheid geiten kon ze ook niet zo maar weg sprinten en ik kon er niet bij. Haar gekrijs ging door merg en been en ik kon niets doen behalve wachten tot de geiten voorbij het smalle stuk waren. Ik rende er heen, schreeuwde tegen de herder, die er heel ontspannen naar stond te kijken. Hij floot en zijn honden hielden op en liepen verder. Anna nam meteen een enorme sprint...richting de weg. Ik nam geen tijd om iets uit te wisselen met de herder en bovendien was mijn Spaans te belabberd. Ik hoorde hem wel roepen dat ik mijn honden weg moest houden, volgende keer zou hij... Ik verstond niet wat zijn plan voor de volgende keer was maar ik kon het wel zo'n beetje raden. Kiko en ik rende naar de camping, die gelukkig al vlakbij was. Ik zou Kiko veilig binnen zetten en dan meteen gaan zoeken. De grote weg langs de camping zit vol bochten en mensen rijden er altijd veel te hard. Als Anna nu maar niet... Of misschien was ze wel de andere kant op gerend en dan zou ze de kudde nog een keer tegenkomen... Met allerlei van dit soort scenario's in mijn hoofd rende ik de camping op en daar zat ze. Voor de deur van de camper. Te beven als een rietje. Bloed. Heel veel bloed. Ze sprong meteen de camper in en op de bank, piepend en huilend.
Toen ik eenmaal haar rug had schoongemaakt, bleek het allemaal nog best mee te vallen. Twee flinke maar oppervlakkige wonden en een scheurtje in haar oor.
Zo ontdekten we herders.
Vanaf het moment dat we waren aangekomen op de camping hoorden we, vrijwel non-stop, heel veel honden blaffen. Op sommige momenten veranderde dat blaffen in hysterisch 'schreeuwen'. Het bleek dat er aan de overkant van de rivier, toch bijna een kilometer verderop, jachthonden gehouden werden. Pas veel later leerde ik hóé die dieren gehouden werden. In kleine metalen kooien, tegen de bergwand, zaten alles bij elkaar misschien wel vijftig honden. Met veel te veel bij elkaar in een veel te klein hok. Dag en nacht. Zon of regen. De eigenaren woonden daar niet maar kwamen zo af en toe eten brengen (vandaar dat hysterische geschreeuw).
Het waren allemaal pitbull en Stafford kruisingen, voor zover ik het heb kunnen zien. Ik ben er maar één keer langs gelopen en behalve dat het afschuwelijk was om te zien, vond ik het ook best eng. Ik mocht daar eigenlijk helemaal niet zijn en... ik wilde er ook helemaal niet zijn, ik wilde het ook helemaal niet zien.
Het verhaal achter deze plek (en plekken als deze) is dat honden die op wilde zwijnen moeten jagen (maar wie weet geldt het ook wel voor andere vormen van jacht) op deze manier compleet opgefokt worden. Op het moment dat ze dan naar buiten 'mogen' zijn ze zo door het dolle heen dat ze alles pakken wat beweegt zonder nog oog te hebben voor het risico wat ze lopen. De jacht op zwijnen is nu eenmaal gevaarlijk en een weldenkende hond zet het waarschijnlijk op een lopen als hij of zij een zwijn tegenkomt. Zo'n ontmoeting overleven ze vaak niet. Maar zo'n hond die al maanden met anderen in een piepklein hokje zit, met weinig eten en dus volledig in de overlevingsmodus leeft, die is al lang niet meer weldenkend.
Zo ontdekte ik zwijnenjacht.
Op een zondagochtend werden we wakker van een hoop blaffende honden op de parkeerplaats bij het campingrestaurant. Kiko blafte fanatiek terug maar Anna lag als versteend naar het raam te staren. Ze rilde van top tot teen en in haar ogen zag ik paniek.
Ik begreep niet wat er aan de hand was dus ik trok mijn joggingbroek aan en liep met mijn slaaphoofd naar de parkeerplaats. Op het terras van het restaurant zaten een hoop oudere mannen in legergroene kleding aan een ontbijt. In de zon op de parkeerplaats stonden auto's met aanhangers en in die aanhangwagentjes zaten ze; heel veel honden die heel veel herrie maakte. Ik ging maar snel weer terug naar de camper. Anna weigerde om mee te gaan naar buiten. Anna weigerde te eten. Ik had haar eerder zo gezien op oudejaarsavonden in Den Haag. Dan kon ze zelfs niet meer plassen of poepen.
Toen de auto's eindelijk vertrokken en we het geblaf en gehuil niet meer konden horen, kon Anna pas weer bewegen. Tijdens het ochtendloopje bleef ze dicht naast me, snuffelde niet aan de bamboe, negeerde de botjes die er lagen.
Zo ontdekte ik jagers.
Ergens over lezen of er middenin wonen is een groot verschil. Iets snappen of er begrip voor opbrengen ook. Ik snap nu beter hoe het komt dat mensen hier op deze manier met honden omgaan maar ik kan er nog steeds geen begrip voor opbrengen.
Ik heb ze zien hangen, de honden die met hun vreselijke dood geluk moesten brengen tijdens een volgende jacht. Daar heb ik lang wakker van gelegen. Het is een enorm onmachtig gevoel, vooral ook omdat het een heel complex probleem is wat maar heel langzaam richting een oplossing te bewegen is.
Natuurlijk had ik, vanaf dat ik een Podenco in huis haalde, al een hoop gelezen over het barbaarse leven van jachthonden in Spanje. Anna heeft de eerste maanden van haar leven bij de jagers doorgebracht en mist een stuk staart, heeft een kogeltje in haar oor vastzitten en ze zit vol littekens onder haar mooie vachtje. Het is ook niet voor niets dat ze een 'monster' was toen ze bij ons kwam wonen en eigenlijk nog steeds niet helemaal 'honds' is met andere honden. Ik wil(de) er eigenlijk niet teveel aan denken wat zij heeft meegemaakt en was altijd vastbesloten om haar het best mogelijke leven te geven na die vreselijke start.
Dat is dan ook meteen de enige manier, voor mij, om te kunnen omgaan met dit soort dingen. Ik kan niet invoelen hoe mensen zo hard kunnen zijn, ik kan niet omgaan met de gedachte aan wat honden hier moeten doormaken maar ik kan wel de focus verleggen naar wat ik praktisch kan bijdragen. Anna is veilig en hoeft nooit meer mee op jacht.
Ondertussen, twee jaar later, heb ik een roedel van vijf en eigenlijk is dat praktisch en financieel nauwelijks te doen maar het voelt ook niet echt alsof ik een keuze had.
Er is dus wel wat ruimte voor verbetering maar aan de andere kant; ze hebben het allemaal beter dan ze het hadden. Binnen mijn eigen mogelijkheden doe ik dus maar wat ik kan en dat helpt om het gevoel van onmacht, boosheid en verdriet een beetje buiten de deur te houden.
Wat geldt voor jachthonden, geldt hier op een bepaalde manier ook voor de honden van de herders. Daar moet ik dan meteen bij opmerken dat er hier en daar ook wel uitzonderingen zijn op die regel maar als hond terechtkomen bij een herder is over het algemeen ook niet best. In een andere blog zal ik daar meer over vertellen.